Blanckerserf 7, 8077 RX, Hulshorst (Nunspeet)
06 - 23 54 46 98 info@twin-go.nl
Samen optrekken en werken aan structurele oplossingen

Passend Onderwijs

Parabel: de Bosschool

Op een dag besluiten de dieren dat er iets groots ondernomen moet worden om de problemen van de nieuwe tijd het hoofd te bieden. Zij stichten een school, de Bosschool. Ze benoemen een bestuur dat bestaat uit een beer, een das en een bever. Dit bestuur kiest een stekelvarken tot onderwijzer.

Het lesprogramma bestaat uit rennen, klimmen, zwemmen en vliegen. Om de organisatie van de school te vergemakkelijken, moeten alle dieren aan alle onderdelen meedoen.

De eendpassend onderwijs is een prima zwemmer, beter dan de meesten, maar hij krijgt slechte cijfers voor hardlopen. Omdat het rennen niet vooruit gaat, moet hij om vier uur nablijven. Hij mag ook niet meer zo vaak mee met zwemmen, omdat het hardlopen moet worden geoefend. Dat gaat zo door tot zijn zwemvliezen pijn doen en hij ook een middelmatige zwemmer is.

De eekhoornpassend onderwijs is goed in klimmen, hij heeft echter grote moeilijkheden bij de vlieglessen. Hij kan wel heel snel van de boomtop naar beneden komen. Hij moet echter leren van beneden naar boven te vliegen. Hij krijgt zoveel extra vlieglessen dat hij ook lage cijfers krijgt voor klimmen en rennen.

 

De arendpassend onderwijs is een zorgenkind. Het schoolbestuur vindt dat hij hard moet worden aangepakt. Bij de klimles is hij steeds als eerste boven, maar hij blijft vasthouden aan zijn manier om er te komen.

 

 

De haas passend onderwijsbegint als beste bij het hardlopen, maar zijn cijfers gaan achteruit vanwege de vele extra zwemlessen.
Aan het eind van het jaar is het de onopvallende paling die de klasseprijs krijgt. Hij kan aardig zwemmen, een beetje hollen en klimmen en een beetje vliegen. Hij haalt het hoogste gemiddelde cijfer.

 

De ouders van de prairiehondenpassend onderwijs sturen hun kinderen niet naar de Bosschool. Ze willen het schoolgeld niet betalen, omdat het vak ‘kuilen graven’ niet op het programma staat. Ze beginnen een eigen school. Later voegen de marmotten zich erbij.
De Bosschool wordt gesloten tot heil van alle bosbewoners.

 

Wat kunnen we leren van deze fabel? In elk geval dit: de dierenschool als uitvloeisel van de eisen van de dierenmaatschappij houdt onvoldoende rekening met de mogelijkheden van de verschillende dieren. Men richt zich op wat minder goed gaat. Het ‘tekort’ staat centraal. Eenvoudig en misschien wat gechargeerd gezegd: het onderwijs slaagt er niet in leerlingen in hun kracht te zetten. De nadruk ligt op de problemen van de leerlingen: wat ze niet in huis hebben, wat ze niet goed doen.

De middelmatige palingpassend onderwijs is gemiddeld genomen de beste. Hij kan alles een beetje.

Vrij naar: Rosenberg, M.B. (1968). Diagnostic Teaching. Seattle, Wash.: Special Child Publications

(Uit een presentatie van de heer Prof. Dr. Kees van der Wolf, lector van het lectoraat Gedragsproblemen in de onderwijspraktijk, van de Hogeschool Utrecht)

 

Tot nu toe geen reacties